Ochtendritueel XII
Het is vroeg, in de opening tussen de huizenblokken zie ik de zonsopkomst. Ik sta omgedraaid op de trap en kijk naar de paar roze wolken aan de einder, met erachter een gele gloed. Ik loop de trap verder op en stap in de stille koude wereld. Afgelopen nacht heeft het een aantal graden gevroren.
Ik leg de schapenvacht neer, nestel me in de stoel en pak mijn koffie op. De lagen kleding zullen de kou op afstand houden. Het duurt even voor ik aankom in de rust en de steun van het buiten zijn voel. Ik adem een paar keer krachtig in-en-uit en laat mijn lichaam verzachten. Mijn omgeving vertelt me het verhaal van vandaag. Ik aanvaard wat is.
De ruis van verkeer, het merendeel van de rondwegen, is de basis van de geluiden om me heen. In het vogelkoor hoor ik de uitgebreide zang van een merel er bovenuit. Een paniekroep klinkt van een vogel die schrikt. Twee meeuwen krijsen, terwijl ze hoog bij de top van de woontoren vliegen. De schoorsteen-kauwen wisselen elkaar af met een enkele kras.
Het witte politiebureau beschenen door de zon kaatst een roze gloed terug. De grijze gebouwen in zijn omgeving slurpen het licht op, waardoor het gebouw er nog meer uitspringt. Iets later heeft de zon zijn stralen laten vallen op de ramen, blinkend raamgoud. In mijn directe omgeving wordt nog niets aangeraakt door de zonnestralen.
De conciërge komt aanlopen met een zaag in zijn handen en bergt deze op in het schuurtje. Hij opent één van de zijdeuren van de school en stapt erdoor naar binnen. Alle klaslokalen op de begane grond hebben een deur die uitkomt op het schoolplein. Voor de coronacrisis kwamen daar de kinderen door naar buiten tijdens de pauzes, nu spelen de weinige kinderen die aanwezig zijn binnen.
Een busje komt aanrijden en stopt voor de groene poort. Iets later gaat de poort omhoog en rijdt het busje door de opening. Een blauwe auto die staat te wachten, kan doorrijden de straat in. De kleur van de belettering op de bus is exact dezelfde kleur als de blauwe auto.
Er gaat een jogger door de straat, een fietsers fietst er achteraan. Moeder en kind komen al babbelend voorbij lopen over de stoep, iets verderop steken ze over en verdwijnen achter de school. Twee treinen passeren, een vliegtuig ploegt door de blauwe luchtakker. In het nieuws hadden ze het over de meeste zonnige maartse dagen achter elkaar sinds eind jaren dertig van de vorige eeuw.
Merels scharrelen rond over de druif, in de boom achter het huis zit een samenscholing kauwen. Een koolmeesje klemt zich vast aan het hoekje van de muur rechts en staat dwars op de wereld. Ik zie ze ook regelmatig ondersteboven aan takken hangen.
Ik steek mijn koude handen in de zakken van mijn jas. Mijn linkerhand ontmoet de huissleutel. In de jas eronder zit op dezelfde plaats, de linkerzak, een huissleutel. Beneden in de achterdeur steekt ook een sleutel in het slot. Ik speel wat met de sleutel in mijn hand.
Er klinken klusgeluiden uit het huis met de blauwe jas. Ik ben blij met het vroege uur dat ik buiten ben gaan zitten.
Gisteren werd in de persconferentie verteld dat de intellectuele lockdown met vier weken is verlengd.
(Terwijl ik dit aan het tikken ben, zijn ze voor ons huis aan het slijpen met een slijptol, timmeren en meer. Daarvoor heeft het busje van het waterleidingbedrijf een tijdje stationair staan draaien, waardoor de deuren in ons huis gingen klapperen. Als de mannen vertrekken hoor ik de klusgeluiden uit het huis met de blauwe jas. Vandaag raken deze geluiden me niet.)
Eén gedachte over “ Ochtendritueel XII”
Die moeite werd om vroeg op te staan en die stilte te geniet. Mooi die “luchtakker”
Reacties zijn gesloten.