Ochtendritueel XXVII
Als ik in de keuken sta hoor ik ruzie van vogels op het dak. Door de dakkoepel zie ik een kauw zijn klauwen om de leuning van een stoel slaan. Ik wacht tot de koffiestraal mijn beker vult.
Buurpoes Floortje schiet onder de poort door de straat op bij de eerste stap die ik door de deur maak. Ik heb haar gestoord in haar kat-en-muis-spelletje. De muizen kunnen weer opgelucht ademhalen.
Onderaan de buitentrap groeien eendagsbloemen, vandaag bloeien de eerste twee bloemen. Bovenaan de trap stoor ik de kauwen met hun bezigheid. Ze zijn nestmateriaal uit de schapenvacht aan het plukken. Ze vertrekken gehaast, hun bek gevuld met wol. Het vel is klam, ik zie geen schade. De platte daken zijn vochtig, de stad is stil. Ik geniet van de rust van het weekend. Er zijn nauwelijks auto’s die onderweg willen zijn.
De zon schijnt tussen de huizen door en verwarmt mijn kruin, hij staat iedere dag eerder op. Door mijn wimpers breekt het witte licht in vele kleuren. Ik laat mijn hoofd warmen en sluit de ogen. Al ademend laat ik het lichaam ontspannen. De zon verdwijnt even uit beeld, klimt op het dak en breekt los. Hij raakt steeds meer oppervlakten aan, de rokende schoorsteenpijpen maken lange schaduwen. Het is een frisse morgen, mijn adem is zichtbaar.
Het vogelorkest wordt aangevuld met mechanische klanken, het ratelen van een trein over de spoorbrug, het gegil van een v-snaar, het ronken van een motor. Een trein golft zijn geluid over de stad, klapperende vleugels van vechtende duiven. Een sirene klinkt, de klank beweegt snel van mij weg. Wat later komt een trauma helikopter overvliegen, een kerkklok slaat het hele uur.
Een rode kater steekt zijn kopje over de dakrand bij de buitentrap en overziet de situatie. Onze ogen ontmoeten elkaar, zijn houding bevriest. Dan neemt hij dezelfde weg in tegengestelde richting en verdwijnt onder de poort.
Inmiddels heeft de zon mijn hele lichaam bereikt, ik voel me rijk. Steeds meer muren warmen, de stad kleurt en maakt zich op voor weer een stralende dag met strakblauwe lucht.
De vogels kunnen schuilen in het bladerdak. In een maand tijd zijn de bladeren uitgegroeid tot een dichte begroeiing. Alleen als de koolmeesjes van plaats veranderen kun je ze zien. Een roodborstje land niet ver van mij op een schuurtje en duikt dan een tuin in.
De container bij het huis met de blauwe jas is weer gewisseld en wordt op dit moment voorzien van een geurlaklaag. Het baasje wil door en trekt aan de lijn. Het dak is klaar voor heel wat jaren bescherming.
Ik vertrek uit de nog steeds stille ochtend en neem de vacht mee.